Wet toezicht trustkantoren
Artikel 4
De toezichthouder verleent een vergunning tenzij:
a
hij op grond van de voornemens of de antecedenten van de personen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b of c, van oordeel is dat de betrouwbaarheid van een van deze personen niet buiten twijfel staat;
b
hij van oordeel is dat de deskundigheid van een of meer van de personen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, onvoldoende is om het beroep of bedrijf van trustkantoor uit te oefenen;
c
hij van oordeel is dat de groep waartoe het trustkantoor behoort een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur heeft die in zodanige mate ondoorzichtig is, dat deze een belemmering vormt of zou kunnen vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op het trustkantoor;
d
hij van oordeel is dat, gelet op hetgeen het trustkantoor ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdelen f en g, bij de aanvraag heeft overgelegd, het trustkantoor niet in staat zal zijn te voldoen aan de op grond van artikel 10 te stellen regels.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.